De historie van het dorp Neeritter in een notendop

logo algemeen(Pater W. Sangers kruisheer te Maaseik 1977)
Het dorp Neeritter dankt zijn naam aan de Itterbeek, die Opitter, Neeritter en Ittervoort voorbij stroomt en verder langs Thorn en wessem de Maas bereikt. In vroegere tijden leefde in het heldere water van de beek veel vissen en tevens hield de weldoende waterstroom de vele watermolens aan het draaien. De oudste heer van Neeritter was de grondbezitter graaf Ansfried, die naast vele andere landgoederen ook Thorn bezat, waar hij met zijn vrouw Hilsondis en voor Benedicta zijn dochter, op het einde van de tiende eeuw een Benedictinessenabdij stichtte. Ansfried overleed als bisschop van Utrecht in het jaar 1010. Hij schonk Neeritter aan de deken en het kapittel van Sint-Lambertus te Luik. In een acte van 16 mei 1114 neemt paus Innocentius de domkerk en het kapittel van Luik in zijn bijzondere bescherming en onder de opgesomde eigendommen wordt Neeritter genoemd met zijn oude naam “Nieuw Itteren”. Neeritter was een “vrijdorp” van het Luikse kapittel. Hierdoor werd deze plaats een vrijheerlijkheid, een domaniale eenheid die uit het landrecht was losgemaakt. Neeritter was dus niet ondergeschikt aan de graaf van Loon, maar stond als kroondomein direct onder de prins-bisschop van Luik, die de deken en het kapittel als zijn plaatsvervangers aanstelde. In een speciaal statuut van 18 september 1604 (vernieuwd in 1672 en 1690), stond dat Neeritter niet moest meebetalen in de landsrechten, doch alleen in noodgevallen moesten bijspringen. In een acte van 1604 staat o.a. te lezen, dat het vrijdorp Neeritter (alsook de overige vrijheerlijkheden onder Luik: de dorpen Heel, Vucht, Attenhoven, Wonk, Broekem en Velm), “… Besondere heerlyckheytten behorende onder die protectie ende Bescherminge onser Bisschoppen van Luyck ende altyt apart gehalden gewoorden, als waerachtich patrimonie des glorieusen ende heyligen martelaers Sint-Lambertus onsers Patrons…”.
Sinds oeroude tijden behoorde Neeritter samen met de plaatsen Thorn en Kessenich to de “Drie Eigen”, hetgeen ook weer previlegies met zich meebracht. In een acte uit 1618 verklaren de scholtis en de schepenen van Kessenich en Neeritter, dat de heerlijkheden en landen van Thorn genoemd worden de “Drie Eigenen”.
Daar Neeritter door de omliggende Heren niet beschermd werd en de kerkelijke gezagsdragers niet gewapenderhand mochten verdedigen, werd door de prinsbisschop van Luik een voogd aangesteld die Neeritter in bescherming moest nemen en desnoods militair moest verdedigen tegen geweld van buiten. Als voogd van Neeritter traden de Heren van Horn op. Wel probeerde de Heren van Horn zoveel mogelijk souvereine rechten te verwerven door allerhande diensten op te eisen, sommen geld te vragen bij een huwelijk of bij het slaan tot ridder van een familielid. Ondanks de schraapzucht der Hornse ‘beschermers’is het hun niet gelukt om Neeritter in te palmen. Neeritter bleef tot de Franse omwenteling onder Luiks gezag.
Bestuurlijk bestond de vrijheerlijkheid Neeritter uit een meier met schepenen. Het Luikse kapittel stelde de meier aan, die als plaatsvervanger van de landsheer de rechten van het kapittel, van de voogd en van het vrijdorp moest handhaven. Samen met de schepenen (gekozen uit goede ingezetenen), vormde de meier (voorzitter) de schepenbank (het gerecht).
De dingbank of rechtbank in Neeritter bestond uit de meier, zeven schepenen, een secretaris en een bode. Naast de veertiendaagse zittingen bestonden de drie genachten of jaargedingen. Daarbij waren tegenwoordig de meier, de schepenen, de pastoor, de burgemeesters en de schutterij. Die het volk in bedwang hield. De drie genachten werden aangekondigd door klokkengelui en de ingezetenen mochten ze bijwonen. Ze vonden plaats in de openlucht.
De schepenbank kende haar eigen schepenzegel, deze bestond uit een wapenbordje in de vorm van een gotische roos van vier bladeren. In het rechterblad afgebeeld een arm met een hand vasthoudend een bisschopsstaf. De staf verdeeld het schild van boven naar beneden. In het linkerblad is afgebeeld een zespuntige ster. Het omschrift luidt: S (igillum) Scabinorum de Neerutter.
Tijdens de tachtigjarige oorlog (1568-1648), trokken ten gevolge van de strijd met Spanje veel huurlegers door deze streken. Veelal het sroomdal van de maas volgend, zorgde deze legers voor ernstige problemen in de wijde omtrek. Neeritter ondervond veel last van deze loslopende soldaten. Het domkapittel van Luik willigde daarom de bede in om het dorp Neeritter met grachten en wallen te mogen omsluiten, waardoor de inwoners zich beter en doeltreffender konden verdedigen tegen zwervende soldaten, baanstropers en vrijbuiters. Bovendien zag Luik in die versterking tevens een beveiliging van het dorp tegenover het “buitenland”. Toen de inwoners van Neeritter op eigen houtje in 1717 de grachten vulden en de wallen vernielden, eiste het kapittel een onmiddellijk herstel. De restanten van deze wal zijn nu nog zichtbaar rond de oude kern van het dorp.
Vrijheerlijkheid Neerittter
De heerlijkheid Neeritter bestond uit drie kwartieren of buurten: het dorp Neeritter, het gehucht Molenbeersel en het gehucht Manestraat. Iedere buurt stelde jaarlijks twee burgemeesters aan (dorpsmeesters), die zorgde voor het welzijn van het volk en voor de verdediging van zijn belangen. Zij stonden in voor het onderhoud van wegen, dijken en waterlopen en waren als schatheffers vooral financiële agenten. Ieder kwartier had zijn eigen administratie.
Kerkelijk behoorde Neeritter onder het bisdom Luik. De parochie was toegewijd aan de H. Lambertus en de H. Lucia en was tot 1801 onderdeel van het landdekenaat Eyck en het aardsdiakonaat van Kempenland. De pastoor werd beurtelings benoemd door de deken van en het Luikse kapittel.
In de Franse tijd verdween de vrijheerlijkheid Neeritter onder Luik en werd toegevoegd bij het kanton Maaseik.
Onder Frans bestuur
In 1794 werd het Maasdal door de Franse revolutionaire troepen veroverd en ingelijfd bij Frankrijk. Aan oude privileges en bestuursvormen werd een einde gemaakt. Ter vervanging van de plaatselijke besturen werd een organisatie van kantons ingevoerd. Tegelijk kwam een departementale bestuursvorm tot stand. Bij deze nieuwe bestuursorganisatie werd aan alle plaatsen met minder dan 5000 inwoners het zelfstandig bestuur ontnomen en onder gemeenschappelijk bestuur van een kanton geplaatst. Voor Neeritter was dit het kanton Maaseik. In 1800 werd de restrictie van 5000 inwoners weer opgeheven en in de kleinere plaatsen werd een burgemeester (maire), benoemd. Bij het einde van de Franse periode in 1814 bleef de toestand ongewijzigd, in afwachting van de bestuursorganisatie van 1818, waarbij een reglement van bestuur voor het platteland werd vastgesteld. Elke plattelandsgemeente in Limburg kreeg een, door de koning benoemde schout, twee schepenen en een gemeenteraad.
Scheiding van België en Holland
Een gestage toename van de bevolking alsmede de grote afstand tussen de voormalige buurten Molenbeersel, Manestraat en het dorp Neeritter zorgde er voor dat de bewoners van Beersel in 1827 een verzoekschrift aan de hogere overheid zonden. Zij wensten onder een eigen bestuur een zelfstandige gemeente te worden. Dit verzoek wed verworpen omdat Neeritter hiertegen bezwaar maakte. Neeritter maakte kenbaar dat het gehucht Beersel de helft van de gemeente uitmaakte en dat zij niet akkoord konden gaan met een afscheiding.
In 1830 begon de Belgische opstand en heel Limburg koos de zijde van de opstandelingen, zo ook het grondgebied Neeritter met Molenbeersel en Manestraat. 9 jaar lang maakte het grondgebied van Neeritter deel uit van het koninkrijk België (tot het scheidingstractaat van 19 april 1839).
Na de Belgische opstand tegen de Hollanders werd door het Tractaat van Londen tussen Nederland en België (1839-1843), Molenbeersel en Manestraat gevoegd bij België en werd het dorp Neeritter Nederlands. Zo verloor Neeritter een groot aantal inwoners (500 van de 1250), alsmede tweederde van zijn grondgebied (1350 van de 1819 bunder grond). Ook had deze scheiding een grote sociale impact doordat families van elkaar werden gescheiden door de nieuwe landsgrens. De grensovereenkomst van 8 Augustus 1843 stelde de nieuwe rijksgrens vast tussen Nederland en België. Voor Neeritter werd ondertekend door burgemeester M. Driessens en voor Kessenich door Schepen Houben.
Neeritter als nieuwe Nederlandse gemeente
Het dorp Neeritter begon als nieuwe zelfstandige gemeente onder Nederlands gezag. Met ingang van 1 juli 1942 werden de gemeenten Neeritter, Ittervoort en Hunsel opgeheven en samengevoegd tot de nieuwe gemeente Hunsel. Met ingang van 1 januari 2007 werd de gemeente Hunsel opgeheven en samengevoegd met de gemeenten Haelen, Roggel en Heythuysen tot de nieuwe gemeente Leudal.

Facebook

 

 

facebook

Contact

Secretariaat:
De Wal 60
6015 AX Neeritter
tel: +31 (0) 475 565617
  
Sjotteheukske Neeritter
Huikenstraat 1a
Neeritter
tel: +31 (0) 475 565790